Door: de Webredactie | Geplaatst: 30 april 2009

Encyclopedie: Homeopathie

*Alternatieve geneeswijze gebaseerd op de ideeën van Samuel *Hahnemann.

Encyclopedie: Homeopathie

Er kunnen tegenwoordig ten minste drie verschillende soorten homeopathie worden onderscheiden:

– klassieke homeopathie, het stelsel van Hahnemann. Elke patiënt krijgt een geheel individuele behandeling, gebaseerd op een uitvoerige bespreking met de patiënt; in beginsel is geen medische kennis noodzakelijk om deze methode toe te passen;
– klinische homeopathie, waarbij moderne medische diagnoses mede worden gebruikt, en voor standaardklachten ook standaardmiddelen worden gebruikt;
– complexhomeopathie, oftewel drogisterijhomeopathie. De gebruikte middelen zijn mengsels van homeopathische middelen, soms niet of nauwelijks verdund, en worden toegepast na het stellen van gewone diagnoses.

Hoewel het gebruik van extreme verdunningen in de homeopathie sterk de aandacht trekt, is de grondregel van de homeopathie toch het similiabeginsel: zieke mensen worden beter als ze een middel krijgen dat bij gezonde mensen gelijkende symptomen oproept. Voor de toepassing gaat het dus om drie zaken: welke symptomen geeft het middel bij gezonde mensen, welke heeft de zieke, en hoe stelt men de gelijkenis vast.

Voor de eerste zijn er opsommingen van symptomen per middel. Deze zijn verkregen door gezonde 19de-eeuwse burgers een middel te laten innemen, en ze dan álles wat ze daarna overkwam te laten opschrijven, tot aan slaperigheid na het avondeten toe. Zulke geneesmiddelproeven resulteerden bijvoorbeeld bij keukenzout, deftig aangeduid met Natrium Muriaticum, in meer dan 1000 zogeheten geneesmiddelbeelden, terwijl Sulfur (zwavel) er meer dan 2000 had. Men vindt in deze geneesmiddelbeelden allerlei dingen die voor de subjectieve beleving dan wel belangrijk kunnen zijn, maar waarvan niet duidelijk is wat je er medisch gesproken aan hebt: of de pijn links of rechts zit, informatie over beroep, leeftijd en lichaamsbouw van de patiënt, of men zich ’s ochtends of juist ’s avonds onprettiger voelt, bang is voor onweer enzovoorts. Het middel Pulsatilla (wildemanskruid) heeft bijvoorbeeld als symptoom 954: ‘door een onaangenaam bericht vervalt hij in diepe droefenis – 20 uur na inname’. In veel gevallen wisten de patiënten wat ze innamen en welke symptomen te verwachten waren. Al dit eindeloze moois staat bijeen in buitengewoon lijvige folianten. Bij objectieve controle blijft er buitengewoon weinig van over, naar schatting hooguit enkele tientallen wijd getikte pagina’s met uitsluitend gegevens over effecten die net onder de giftige doses optreden.

De symptomen van de patiënt worden vastgesteld door de patiënt uitvoerig te ondervragen, niet alleen naar de verschijnselen van de ziekte, maar naar zijn of haar hele stijl van leven: voedselvoorkeur, slaapgewoonten, tot en met vragen of men bang is voor inbrekers, en hoe men zich in het hooggebergte voelt.

De klassieke homeopaat moet op de een of andere manier het ziektebeeld van de klant verbinden met een van de geneesmiddelbeelden in de folianten. Net als bij de *astrologie moet hier op basis van vage gelijkenissen iets overzichtelijks, één middel, gekozen worden uit een onoverzienbare massa hoogstwaarschijnlijk irrelevante gegevens. Hiervoor zijn diverse strategieën beschikbaar.

De eerste techniek is dat de genezer in kwestie zich beperkt tot een twintigtal geneesmiddelbeelden, op grond van de algemene kenmerken van de klant. Het Pulsatilla-type bijvoorbeeld bestaat voor het merendeel uit vrouwen met blond haar en blauwe ogen die slecht tegen de warmte kunnen, op hun rug slapen met de armen boven het hoofd, geen vet voedsel blieven en hun koffie of thee lauw drinken. Besluiteloos, huilerig, makkelijk gedeprimeerd, wispelturig en kinderachtig, hebben ze vaak problemen met de menstruatie en aanleg voor spataderen. Zulke types zijn het best geholpen met Pulsatilla want dat verbetert hun algemene constitutie.

Een tweede techniek is het gebruik van zogenaamde as if-symptomen. Als de klant spontaan een bepaalde vergelijking maakt die in de handboeken staat, dan is dit vaak belangrijker dan wat dan ook. Wie bij hoest meldt dat het is of hij een brok in de keel heeft waarin een worm heen en weer beweegt, moet Bryonia (heggerank) hebben.

Een derde techniek is het inschakelen van de computer. Dat lijkt heel simpel, maar zoals bekend is de computer buitengewoon snel, ook in het maken van fouten, en als de invoer niet deugt, dan is de uitvoer navenant. De computer is wél behoorlijk betrouwbaar, hij maakt elke keer dezelfde fout, in tegenstelling tot mensen die op dat punt veel creatiever zijn.

Volgens de homeopathische theorie is het van groot belang dat men het bestgelijkende middel kiest, het simillimum. Doet men dit niet dan kan – volgens de theorie – de patiënt nog veel zieker worden. Zelfmedicatie is dus levensgevaarlijk, wat niet wegneemt dat bedrijven die homeopathische middelen verkopen voornamelijk bestaan van de verkoop van middelen voor zelfmedicatie.

Een homeopathisch genezer kan gemakkelijk een leven lang toe met een klein huisapotheekje. De middelen zijn namelijk sterk verdund, en een typische behandeling bestaat uit de eenmalige toediening van een suikerballetje van 5 mg dat met het middel besproeid is. Voor commerciële ondernemingen is de homeopathie dus nuttig als propagandamiddel; veel omzet zit er niet in.

Na toediening wordt afgewacht. Als de patiënt meteen beter wordt, is dat natuurlijk mooi meegenomen; als de patiënt zieker wordt, heet dat de beginverergering. Als ook op de lange duur geen verbetering optreedt, dan was het middel toch niet het gezochte simillimum (gaat de patiënt dood, dan was de behandeling te laat begonnen). Bij het beoordelen van het ziekteproces gaat de homeopaat ook nog uit van de wet genoemd naar de Amerikaanse homeopaat Constantin Hering (1800-1881): de klachten verdwijnen van binnen naar buiten, van boven naar beneden, van recente symptomen naar vroegere symptomen en van belangrijke naar minder belangrijke organen. Dus wie een steenpuist krijgt na behandeling voor een probleem tussen de oren, die gaat vooruit, want de huid is minder belangrijk dan de hersenen. En wie allerlei onsmakelijks begint op te hoesten, is óók aan de beterende hand, want de ziekte begint het lichaam te verlaten.

Verdunningen

De sterke verdunningen dateren al van Hahnemann. Van alle ongerijmdheden van de homeopathische theorie trekt dit altijd de meeste aandacht. *Paracelsus zei al dat ‘giftig’ alleen een kwestie van dosis is, en dat geldt evengoed voor de geneeskrachtige werking van substanties. Het was al in de tijd van Hahnemann onbegrijpelijk dat die sterke verdunningen enig effect konden hebben.

Homeopathische middelen worden als volgt bereid. Als van planten wordt uitgegaan, dan wordt een oertinctuur bereid door hetzij één deel gedroogde plant goed te mengen met 20 delen alcohol, hetzij half om half vers uitgeperst plantensap met alcohol te mengen. Vervolgens wordt het D1-middel bereid door de oertinctuur in een verhouding van 1:10 met alcohol te verdunnen en goed te schudden. Het D2-middel wordt door verdunnen (weer 1:10) en schudden uit het D1-middel bereid. Zo gaat het door met D3, D4 enzovoorts. Bij D9 is de verdunningsfactor al één op een miljard, dus één druppel op een kubieke meter. Als telkens 100 maal verdund wordt in plaats van 10 maal, krijgen we achtereenvolgens C1, C2 enzovoorts. Ter vergelijking: als de laatste ademhaling van Caesar een halve liter was, en die zou gelijkmatig door de atmosfeer verspreid zijn, dan is dat een verdunning van ongeveer C11. Eén druppel water gemengd door de oceanen (goed roeren!) is een C14 verdunning. Bij C10 tot C12 zal een therapeutische dosis meestal geen enkel molecuul van de oorspronkelijke oertinctuur bevatten.

Bij slecht oplosbare stoffen zoals houtskool, zand, rattenkruit, kalk, cadmium of kwik wordt het middel eerst verwreven met melksuiker, en pas na D6 of C3 wordt op alcohol overgestapt. De gebruikte alcohol is tegenwoordig technisch zuivere alcohol.

In discussies wordt soms wel eens uit het oog verloren dat volgens de homeopaten dit schudden van essentieel belang is. Dit dient te gebeuren door het flesje op en neer te stoten tegen een elastische ondergrond, zoals een in kalfsleer gebonden boek. Alleen dan kan men spreken van potentiëren. De homeopaten nemen met Hahnemann aan dat door dit ritueel iets onstoffelijks (magnetisme? een patroon?) wordt vermenigvuldigd.

Het is moeilijk te begrijpen waarom het oplosmiddel (alcohol of melksuiker) of daarin voorkomende verontreinigingen (bijvoorbeeld methanol, toch al gauw een half procent, of de vier procent water) of de verontreinigingen in de uitgangsstof niet mee versterkt worden door al dat geschud en waarom er geen vervelende bijwerkingen bij de veronderstelde krachtige werking zijn. In discussies zwijgen homeopaten dit eenvoudigweg dood, of roepen iets over ruis die zwakker is dan het signaal.

Overige versies en verklaringen
Bij complexmiddelen is elk spoor van theorie zoek. Elk homeopathisch bedrijf bedenkt zijn eigen combinaties. Middelen tegen impotentie van verschillende bedrijven bevatten bijvoorbeeld allemaal het vermeende afrodisiacum Damiana (minnethee, waarvoor geen geneesmiddelenproef is gedaan), en kunnen ook nog dienen om onanie, postnatale depressies en pijnlijke menstruaties te bestrijden. De scheidingslijn tussen complexhomeopathie en *fytotherapie is vaag.

Naast de complexmiddelen zijn er ook zogeheten nosoden, die gemaakt zijn van slijm, pus, tuberkels of andere appetijtelijke ingrediënten verkregen uit zieken. Deze worden toegepast door isopaten, die de ziekteverwekker zélf inzetten, stuifmeel tegen hooikoorts, huismijt tegen astma, enzovoorts, alles oneindig verdund natuurlijk. Een buitengewoon origineel middel is DNA C1000 dat naar verluidt álle erfelijke ziekten kan voorkomen door vrouwen met kinderwensen ermee te behandelen. Dat is nog eens een humane vorm van *eugenetica!

Behoorlijk onderbouwde verklaringen zijn natuurlijk met een lantarentje te zoeken. Terwijl Hahnemann stelde dat bij elke potentiëring de werking van de middelen behouden bleef, poneerde Hugo Schulz (1885-1932) dat de werking van geneesmiddelen omdraait als men verdunt (een oud idee van R. Arndt, dat onhoudbaar is gebleken). In de 20ste eeuw worden er zonder blikken of blozen fractals bijgehaald of de mogelijkheid dat de moleculen van het ‘middel’ afdrukken in het water veroorzaken, of er wordt gewezen op vitaminen, of hormonen of vaccinaties of allergische aandoeningen, waar kleine beetjes óók grote gevolgen hebben, en in extreme gevallen wordt de *kwantummechanica aangeroepen. Het mysterieuze immuunsysteem wordt ook te pas en te onpas van stal gehaald. In dit verband is het opmerkelijk dat veel homeopaten niets van vaccinaties moeten hebben.

De homeopaat zal, als hem of haar het vuur aan de schenen gelegd wordt, maar één argument hebben, namelijk dat van de *kwakzalverij en de *waarzeggerij: het werkt toch!

D.K. de Jongh besloot zijn zeer erudiete proefschrift uit 1943 met de opmerking dat de homeopathie eigenlijk niet bestaat, er zijn alleen maar homeopaten, die onhoudbare en onsamenhangende beweringen doen die niets uit te staan hebben met hun praktijk die bestaat uit een conglomeraat van uiteenlopende handelingen zonder enige effectiviteit.

Proeven
Er zijn met homeopathische middelen veel proeven gedaan, en die zijn grosso modo beter van kwaliteit dan de meeste proeven op het gebied van de *alternatieve geneeskunde. Een proef met een geneesmiddel hoort als volgt te verlopen. Aan een aantal patiënten wordt het middel gegeven, en aan een andere groep patiënten wordt een fopmiddel (*placebo) gegeven. Het is de bedoeling dat niemand – noch patiënt, noch behandelaar, noch beoordelaar, noch rekenaar – weet wie wat krijgt (dat heet dubbelblind), maar dat de twee groepen toch goed te vergelijken zijn. Men gaat dan de *hypothese toetsen dat het niet uitmaakt wat wordt toegediend. Wordt deze hypothese verworpen, dan is dat een aanwijzing dat er wel verschil is tussen beide behandelingen.

Rond 1990 werden enige bekende overzichten gepubliceerd van proeven op het gebied van de homeopathie. Het bekendste is dat van Jos Kleijnen (geb. 1963) en anderen. Dit betrof 107 onderzoeken die allemaal een soort rapportcijfer kregen voor het onderzoeksverslag, waarbij uiterst soepel werd gerekend. Er vielen 16 voldoendes (6 of hoger). Ongeveer 40% van de patiënten die bij deze 16 onderzoeken betrokken waren, zat in een onderzoek dat ‘positief’ uitviel (ook de kwalificatie ‘positief’ berustte op een zeer mild oordeel, dat soms nog optimistischer was dan wat de onderzoeker op papier had durven zetten). Dat er nog zoveel voldoendes bij zaten verraste de onderzoekers, die eerder bij *acupunctuur heel wat anders hadden meegemaakt. Dit werd meteen vertaald door homeopathische propagandisten in de mare dat de waarde van hun kunst hiermee bewezen was. Er is echter nog wel verschil tussen weten hoe een onderzoek eruit hoort te zien en een overtuigend positief resultaat verkrijgen.

Het onderzoek dat het duidelijkst eruit sprong, betrof migraine behandeld met klassieke homeopathie, door B. Brigo (1987). Toen dit herhaald werd, bleef er niets van over. Een ander ‘positief’ onderzoek was dat naar de werking van *oscillococcinum.

In 1996 vatte het Geneesmiddelenbulletin de stand van zaken samen op grond van klinische onderzoeken gepubliceerd in de periode 1990-1995, die in meer of mindere mate voldeden aan methodische eisen: ‘Met de huidige kennis van zaken dient men de therapeutische toepassing van homeopathische middelen te beschouwen en te hanteren als een bijzondere vorm van placebotherapie.’

Een nieuwe meta-analyse in 1997, uitgevoerd door een team van voornamelijk voorstanders van de homeopathie, vond dat alle onderzoeken bij elkaar toch wel een soort effect van ‘de’ homeopathie te zien gaf. Het team had opgemerkt dat er kennelijk nogal wat negatief uitgevallen homeopathie-onderzoeken waren verdonkeremaand. Je kunt hiervoor corrigeren, en dat had het team dan ook gedaan. Het is moeilijk om vast te stellen of er systematisch naar het antwoord wordt toegerekend, zoals bij het genoemde onderzoek van oscillococcimum. Voor die vertekening valt uiteraard niet te corrigeren. Het team concludeerde dat voor geen enkele aandoening de waarde van homeopathie bewezen is en dat verder onderzoek alleen nog maar zin heeft als het buitengewoon grondig gebeurt.

In de zomer van 1988 baarde de flamboyante Franse arts-immunoloog Jacques Benveniste groot opzien met een artikel in het gerenommeerde blad Nature waarin hij en zijn ‘engelachtige’ medewerkster Elizabeth Davenas biologische activiteit van een C60-potentie van immuunglobuline aantoonden. Het onderzoek had alleen de sterke verdunning en de vage connectie met allergieonderzoek gemeen met homeopathie, en het werd betaald door een homeopathische firma. Het wakkerde de hoop aan dat eindelijk eens een effect – het gaf niet wat – van oneindige verdunningen kon worden aangetoond. Enkele weken later kwam de aap uit de mouw. Nature had eigenlijk geen zin in het artikel gehad, maar was uiteindelijk gezwicht voor Benveniste die zichzelf met Galilei had vergeleken. Publicatie was geschied op voorwaarde dat het onderzoek in het lab van Benveniste gecontroleerd, lees: overgedaan mocht worden. Die duplicatie werd een fiasco, en de mildste verklaring voor de eerdere positieve resultaten was ernstig onbegrip voor statistische details zoals het belang van blindering. Ook eerdere en latere duplicaties door anderen uitgevoerd leverden niets op. Benveniste erkende niet dat hij zich vergist had. De duplicaties waren volgens hem niet nauwkeurig genoeg volgens ‘zijn’ recept uitgevoerd, en die in zijn eigen lab waren een onwaardige circusvertoning geweest van een goochelaar (James *Randi) en andere personen die niets van immunologie wisten. Benveniste ging voort op de ingeslagen weg en rapporteerde later zelfs dat hij homeopathische ‘afdrukken’ in water per e-mail kon versturen en dat ze zelfs dan hun werkzaamheid niet verloren. Voorts bedreigde hij twee Nobelprijswinnaars met gerechtelijke procedures omdat ze zijn goede naam bezoedeld zouden hebben.

Voorstanders van homeopathie wijzen wel op de mogelijkheid van homeopathie bij dieren. Men zou denken dat met dieren gemakkelijk dubbelblinde proeven gedaan kunnen worden. In werkelijkheid is het klinisch onderzoek bij dieren alles bij elkaar zeer pover. Vaak werden de dieren behandeld voor iets wat geen ziekte is: ’te veel libido’ (bij stieren), het aantal gelegde eieren, de kwaliteit van het vlees of de snelheid van de groei hebben niets met ziekte te maken. Er zijn geen geneesmiddelbeelden en geen individuele behandelingen. De onderzoeken lijden aan onduidelijke verslaglegging, ijskoud naar het antwoord toerekenen en andere fouten. Zelfs in tamelijk recente (1982) veterinaire homeopathische publicaties vindt men anekdotische bewijzen in de trant van het beroemde renpaard Une de Mai dat zelfmoordneigingen kreeg nadat het geen ererondje mocht lopen na een gewonnen race, maar dat er gelukkig weer helemaal bovenop kwam met wat korreltjes Natrum sulfuricum. In dezelfde trant verhaalt de Wageningse dierenarts A.H. Westerhuis over een dwergpoedeltje dat zich aldoor maar krabde zonder dat te zien was waar de jeuk vandaan kwam. Misschien was het beestje wel oversekst, had Westerhuis gedacht, en zowaar, enige tijd na toediening van Majorana D30 hield het krabben op. Het meest fantastische staaltje van homeopathie bij dieren is misschien wel een preparaat tegen glaucoom. Dat heette te werken omdat het vergiftigde regenwormen kon genezen door ze te wassen met water met homeopathische druppels erin. De ongewassen wormen legden het loodje.

Een ander argument is het succes bij kinderen. Nu zijn kinderen tamelijk ontvankelijk voor suggesties, niet alleen verbale maar ook non-verbale, bijvoorbeeld de stemming van hun ouders. In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn al proeven gedaan met honderden kinderen die roodvonk en kinkhoest hadden: geen effect. In 1993 werd in Nederland een kostbaar onderzoek afgesloten naar het effect van klassieke homeopathie op kinderen met vaak terugkerende infecties van de bovenste luchtwegen. Homeopathie heette bij uitstek geschikt te zijn voor deze klacht. Er werd niets gevonden.

Homeopathie is tamelijk populair in Nederland. Aan homeopathische middelen werd medio jaren ’90 circa 100 miljoen gulden omgezet, deels voorgeschreven door een van de 400 homeopathische artsen, deels door andere artsen die sporadisch een homeopathisch zoethoudertje voorschrijven, en natuurlijk wordt er ook heel veel gekocht op aanbeveling van lekenhomeopaten of reclame.

Literatuur
Mehlhose, F., en I. Oepen, ‘Warnung vor Regenaplex-Präparaten bleibt’, Skeptiker 1990, vol. 3 (1), p. 26-27, commentaar vol. 7 (2), p. 47-48.
Noordwijk, J. van, e.a. (red.), Homeopathie; 200 jaar vereerd en versmaad. Utrecht, 1995.
Smagt, C.P. van der, Homeopathie; het wonder van het gelijkende. Utrecht, 1992.
Velimirovic, B., ‘Impfgegner’, Skeptiker 1991, vol. 4 (4), p. 94-98.

Uit: Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, door Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys (vierde herziene druk, De Geus, 2002).

 

Naschrift oktober 2009

Over homeopathie is op deze site heel veel te vinden in de rubriek Homeopathie.
Voor meer informatie over Jacques Benveniste (1935-2004) zie Wikipedia.
Op de website van Skepsis staat veel over homeopathie.
Veel meer op deze site over het moderne onderzoek op het gebied van homeopathie in:

Homeopathie opnieuw bezien, 28 mei 2001, door C.P. van der Smagt
In het gezaghebbende Geneesmiddelenbulletin (Gebu) van juli 1999 staat een overzicht van de onderzoeken naar de mogelijke effectiviteit van homeopathische middelen uit de periode begin 1995 tot eind 1998.

Een serie van vier artikelen door C.P. van der Smagt:
Homeopathie 1: de klassieke homeopathie
Homeopathie 2: de homeopathische praktijk
Homeopathie 3: wetenschappelijk onderzoek
Homeopathie 4: registratie van homeopathische middelen

Arnica montana werkt niet beter dan een placebo, 23 februari 2003, door C.P. van der Smagt

Kwaliteit onderzoek naar homeopathie bij kanker gebrekkig, 24 januari 2006, door Ron Keizer

Oscillococcinum, 21 oktober 2008, door Jan Willem Nienhuys

De roze bril van de homeopathie, 21 februari 2009, doorJan Willem Nienhuys
Over een lijst van 21 ‘wetenschappelijke bewijzen’ van homeopathie gepresenteerd door een aantal verenigingen van alternatieve artsen.

Het totale fiasco van de homeopathie, 30 april 2009, door Jan Willem Nienhuys
Een overzicht en samenvatting van alle Donner-documenten.

Homeopathie is niet effectief: Advies van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, op 5 juli 2009

Homeopathie werkt ook niet bij kinderdiarree, op 29 juli 2009, door Jan Willem Nienhuys

De organisatie van de homeopathie in Nederland

De Artsenvereniging voor homeopathie VHAN, is zoals de naam zegt een vereniging van artsen. Ze telt 276 praktiserende artsen (telling zomer 2009).

Verder is er de Nederlandse Vereniging voor Klassieke Homeopatie (NVKH) met voornamelijk leken-homeopaten; er zijn voorzover valt na te gaan twee artsen lid van.

Buiten deze organisaties zijn er nog ca. 190 ongeorganiseerde (althans niet als homeopaat) artsen die onder andere aan homeopathie doen.

De Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland (KVHN) is een patiëntenorganisatie met naar eigen zeggen 6000 leden.

 

 

 

 

 

de Webredactie

Gerelateerde artikelen

artikelen - 13 oktober 2024

Op zaterdag 5 oktober vond het jaarlijkse symposium van de VtdK plaats. Dit jaar was het thema 'Wie beschermt de patiënt?' Bekijk de video’s van de lezingen hier:

artikelen - 01 oktober 2024

Een folder voor de basisschool van acupuncturistenvereniging NVA waarin het woord wetenschap ontbreekt, geschreven door een astrologe. Kan het gekker?

artikelen - 26 september 2024

Buitenlandrubriek met o.a.: Australische media maken reclame voor onbewezen Autisme-behandelingen / Amerikaanse besmette homeopathische neusspray maar niet van markt gehaald