Door: C.N.M. Renckens | Geplaatst: 24 mei 2002

Evaluatieonderzoek wet BIG in volle gang

Actieblad mei 2002 jaargang 113, nr.3. De op 1 december 1997 in werking getreden wet BIG had als voornaamste oogmerk de geneeskunde (en de kwakzalverij) tot vrij beroep te maken en de alternatieve genezers juridisch meer ruimte te geven dan in de oude WUG beschikbaar was. Op verzoek van minister Borst vindt thans een onderzoek […]

Actieblad mei 2002 jaargang 113, nr.3.

De op 1 december 1997 in werking getreden wet BIG had als voornaamste oogmerk de geneeskunde (en de kwakzalverij) tot vrij beroep te maken en de alternatieve genezers juridisch meer ruimte te geven dan in de oude WUG beschikbaar was.
Op verzoek van minister Borst vindt thans een onderzoek plaats door het aan de VU verbonden EMGO, Instituut Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (leiding prof.dr. G. van der Wal), en de afdelingen gezondheidsrecht van de VU (prof.mr. J.H. Hubben), RUU (prof.mr. H.D.C. Roscam Abbing) en UVA (prof.mr. J.K.M. Gevers) nar de effecten van de wet BIG. De Vereniging tegen de Kwakzalverij heeft deze onderzoekscommissie bij een schrijven d.d. 11 februari 2002 een eerste en voorlopige reactie doen toekomen op de door de commissie gestelde vragen. Wij stelden ter inleiding dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij de bescherming van de burger tegen valse claims en onwerkzame therapieën reeds langs in het vaandel heeft en meent ter zake een zekere deskundigheid te bezitten. Enkele jaren geleden zijn wij immers – in dat kader – door de Vaste kamercommissie voor de Volksgezondheid gehoord, toen de positie van homeopathische en antroposofische middelen in het ziekenfondspakket ter discussie stond.
In zijn algemeenheid blijft het, zo stelden wij, een grote anomalie in onze wetgeving, dat er voor diverse minder riskante beroepen zoals dat van kapper, hovenier, tandtechniker, schoonheidsspecialiste en pedicuriste vestigingseisen bestaan en voor dat van alternatieve genezer niet. Er is namelijk – al sinds mensenheugenis – geen ander vakgebied als de geneeskunde, dat zo’n enorme aantrekkingskracht heeft op warhoofden en charlatans.

Binnen de VtdK buigt zich thans de werkgroep-Van der Veer over de de gevolgen die de Wet BIG heeft gehad. Deze werkgroep deelt in aanzienlijke mate de analyse en visie in het voortreffelijke artikel van Sluijters over de wet BIG(1), maar wijkt van hem in minstens twee opzichten nog af. Ten eerste heeft de werkgroep aarzeling ten aanzien van de wenselijkheid van een registratie van ongekwalificeerde genezers. Ze zijn dan weliswaar makkelijker te identificeren en te vervolgen, maar deze registratie zal ongetwijfeld statusverhogend werken en – analoog aan de registratie van de homeopathica, die thans geschiedt – door de aanbieders van de alternatieve hulp worden geëxploiteerd. Dit onderwerp verdient nadere overweging van voor- en nadelen. Deze worden momenteel door de werkgroep bestudeerd. Het andere punt is dat wij weliswaar zijn kritiek delen maar de aanbevelingen van Sluijters in hun praktische uitwerking wat te beperkt vinden. Ten aanzien van het versterken van de medische inbreng in de tuchtcolleges steunen wij Sluiters volmondig, omdat dysfunctionerende artsen (incl. de niet weinige alternatieve artsen, die schade aanrichten) eerder herkend worden door beroepsgenoten dan door juristen (2). Daarenboven zouden wij echter een wat rigoureuzer aanscherping van de wet BIG toejuichen dan de ‘Europese integratie en nog wat kleinere ingrepen’ waarvan Sluiters rept. Mocht er Europese integratie komen, dan dient liever aansluiting te worden nagestreefd bij die landen die een meer verbodsgerichte aanpak kennen (zoals België Frankrijk, Luxemburg, Italië e.a.) dan bij die landen met een meer tolerant systeem.

Puntsgewijs werd vervolgens een reactie gegeven op de door de onderzoekscommissie gestelde vragen.

1. Over welk beleid en welke informatie beschikt de VtdK m.b.t. de wet BIG?

Ad 1. De VtdK heeft wel ingezien dat de oude wet moeilijk te handhaven was, maar heeft zich vanaf het begin grote zorgen gemaakt over de veiligheid van de burger, die – zeker als hij door ziekte in een kwetsbare positie verkeert – nu makkelijker dan vroeger een onopgeleide genezer kan raadplegen. De VtdK heeft daarom met zo veel mogelijk kracht gewaarschuwd tegen de proliferatie van de nu straffeloze praktijken van niet-medici, die het begrip ‘alternatieve geneeskunde’ gebruiken als dekmantel voor allerlei kwakzalverij. Dergelijke praktijken zijn niet altijd zonder risico en meer overheidsvoorlichting over de gevaren van de alternatieve geneeskunde ware wenselijk geweest om deze bijwerking van de wet BIG onschadelijk te maken. Dat is volledig achterwege gebleven. Ook is merkwaardigerwijs nimmer enige publieke bekendheid gegeven aan de evaluatie van het VWS-gesubsidieerde onderzoek naar de werkzaamheid van alternatieve geneeswijzen in de jaren 80, dat niets bruikbaars heeft opgeleverd (3).
De VtdK beschikt over een aantal casus waarin mensen zich beklaagden over het probleem dat er tegen kwakzalvers haast niets te ondernemen is. Ook bevat de Nederlandse (en buitenlandse) medische literatuur een aantal mededelingen over de gevaren van de alternatieve geneeskunde (acupunctuur, manuele therapie, homeopathie, kruiden geneeskunde, macrobiotiek etc.). Wij bevelen uw commissie dringend aan daarvan een goede inventarisatie te maken, voor het geval u dit nog niet gedaan heeft. De gevaren van de alternatieve geneeskunde worden door veel parlementariërs onderschat.

2. Ziet u knelpunten in de praktijk, wat zijn daarvoor de redenen en wat zou de oplossing kunnen zijn?

Ad 2. Met betrekking tot de voorbehouden handelingen zou moeten worden overwogen om de acupunctuur te verklaren tot voorbehouden handeling. Er wordt nu, ondanks het feit dat puncties verboden zijn, voor de Chinese naaldkunst een uitzondering gemaakt. Nu er nog steeds geen overtuigende gegevens zijn, die de werkzaamheid van dit Chinese atavisme bewijzen, tellen de risico’s ervan zwaarder. Nog zeer recent werd in het Ned. T. v. Geneeskunde verslag gedaan van een patiënt die door een acupuncturist in beide longen was geprikt en in een levensgevaarlijke toestand terechtkwam (Ned T Geneesk., 26 januari 2002, p.172-5.) Eerder zijn in de buitenlandse literatuur zelfs sterfgevallen gerapporteerd tgv acupunctuur.
Een voorbehouden handeling zou ook moeten zijn: het stellen van een diagnose. Dat is nu nog volledig vrij, maar vormt in de praktijk juist vaak het uitgangspunt voor onzinnige therapie. Voor het stellen van een betrouwbare diagnose is een medische opleiding een conditio sine qua non.
De strafbepalingen in de wet zijn strenger voor ongekwalificeerden dan voor BIG-geregistreerden: een onaanvaardbare situatie (1). Dit vormt een ander knelpunt. Met name de maximumstraf op basis van art. 96 lid 2 BIG – zes maanden – zou moeten worden verhoogd en meer in lijn moeten worden gebracht met art. 300 lid 4 WvS, waarin ‘opzettelijke benadeling van de gezondheid’ tot maximaal 4 jaar gevangenisstraf kan leiden. Ook zou de redactie van art. 96 lid 2 BIG moeten worden aangescherpt en in overeenstemming moeten worden gebracht met het WvS.

3. In hoeverre bereikt de wet BIG haar doel (afdoende bescherming, voldoende vrijheid, bevordering kwaliteit etc)?

Ad 3. Als toegenomen vrijheid voor alternatieve genezers het doel was, dan heeft de wet zijn doel zeker bereikt. De bescherming van de burger en de mogelijkheid zijn beklag te doen over slechte hulp is tegelijkertijd sterk afgenomen en verdient meer aandacht.
De eisen, die de WGBO stelt aan goed hulpverlenerschap, zijn niet in de wet BIG terug te vinden en hebben in de praktijk geen enkel effect gehad. Het initiatief om deze eisen (voorlichting, dossiervorming, werken volgens de beroepsstandaard etc) te toetsen wordt nu aan de patiënt overgelaten. Deze blijkt dat niet te doen, althans ons zijn geen gevallen bekend. Zou niet beter de Inspectie deze eisen moeten gaan opleggen en afdwingen bij de alternatieve genezers?
In ditzelfde verband zou de inspectie ook opgedragen moeten krijgen om de zorgvuldigheidseisen, die de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) stelt aan de toelaatbaarheid van onderzoek naar behandelwijzen, waarvan effect en veiligheid nog niet vaststaan, op te leggen aan alternatieve genezers, die immers per definitie behandelingen toepassen, waarvan het nut wetenschappelijk niet vaststaat!

De vragen waarover medisch-ethische toetsingscommissies zich in dit verband moeten buigen zijn o.m.:
1.Is het aannemelijk dat het onderzoek zal resulteren in een nieuw inzicht op het gebied van een van de wetenschappen die de mens bestuderen in het opzicht van gezondheid en ziekte?
2. Is het nieuwe inzicht van belang met het oog op het verbeteren van de volksgezondheid
3. Kan het nieuwe inzicht niet worden verkregen door het onderzoek op en manier uit te voeren waaraan minder nadelen voor proefpersonen zijn verbonden?

In feite kan het woord ‘proefpersoon’ vervangen door patiënt en ‘volksgezondheid’ door de gezondheid van het individu (4). Ook het nut van de alternatieve behandeling is immers niet aangetoond, zodat zij in dat opzicht goed vergelijkbaar is met experimentele behandelwijzen. Experimentele behandelingen zullen wellicht riskanter zijn dan de meeste alternatieve, maar daar staat tegenover dat de elke plausibiliteit, dat een alternatieve behandeling iets nuttigs oplevert ontbreekt.

4. Welke ongewenste neveneffecten doen zich voor als gevolg van de wet BIG?

Ad 4. Het toegenomen zelfvertrouwen van de alternatieve genezer is het belangrijkste ongewenste neveneffect geweest van de liberale wet BIG. Zoals Joseph Beuys eens beweerde dat in elk mens een kunstenaar schuilt, zo lijken nu intuïtie en het volgen van obscure cursusjes voldoende om een buitengewoon ingewikkeld vak als de geneeskunde te gaan beoefenen! De wet BIG heeft dit waanidee zeker bevorderd.

De referenties verwezen naar de volgende publicaties:
1. Sluijters B. De Wet BIG tegen het licht: betere bescherming en nog wat. Tijdschr. v Gezondheidsrecht 2001;1: 29-36.
2. Renckens C.N.M. ’s Konings laatste argument. Over tuchtrecht en alternatieve geneeskunde. Med Contact 2001;56:518-520.
3. Van Elst C.A. Evaluatie Onderzoeksbeleid Alternatieve Geneeswijzen. Eindrapport, Leiden, 1990. (Research en Beleid, in opdracht van VWS)
4. Renckens C.N.M. Afscheid van Thorbecke. Actieblad tegen de Kwakzalverij 1994;104:2-7. (Ook opgenomen in Kwakzalvers op kaliloog. 2000. Prometheus. p.144-156.)

Intussen
Hangende deze evaluatie en de hopelijk eruit voortvloeiende aanscherping van de wet, werd op 20 maart 2002 al een kleine stap voorwaarts gezet in de Tweede kamer, toen daar een wijziging van de wet BIG werd aangenomen, waarbij het Openbaar Ministerie de bevoegdheid krijgt om op verzoek van de Inspectie instellingen of personen, die een gevaar voor de volksgezondheid vormen alvast te sluiten, nog voordat er een rechterlijke uitspraak ter zake is gedaan. De Inspectie had in de wet BIG reeds een dergelijke bevoegdheid tegenover BIG-geregistreerde hulpverleners, maar niet tegen over de echte “Vrije Kwakzalvers’. Wij zouden deze bevoegdheid ook liever bij het IGZ gezien hebben en niet bij het OM, dat zich waarschijnlijk (te) veel gaat bekreunen om bewijsvoering, terwijl de medisch georiënteerde IGZ het belang van de burger scherper in het vizier houdt. Maar dan moet de mankracht van de IGZ wel substantieel worden uitgebreid. Wordt vervolgd.

C.N.M. Renckens

Gerelateerde artikelen

artikelen - 13 oktober 2024

Op zaterdag 5 oktober vond het jaarlijkse symposium van de VtdK plaats. Dit jaar was het thema 'Wie beschermt de patiënt?' Bekijk de video’s van de lezingen hier:

tijdschrift - 05 januari 2021

(Om technische redenen is de pdf van het tijdschrift alleen per desktop te zien en nog niet per mobiel of tablet – hier wordt aan gewerkt) Inhoud Nederlands Tijdschrift tegen de Kwalzalverij, jaargang 131, 2020, nr. 3: * Jaarvergadering 2020, pag. 1* Jaarrede 2020 van de voorzitter, pag. 6 * Afscheidscauserie, pag. 9 * Juryrapport […]

tijdschrift - 01 december 2020

Minister van Ark geeft antwoorden op Kamervragen over BIG-registratie van alternatieve artsen.