Science in public
Academische beschouwing over de moeilijke relatie tussen wetenschappers en journalisten.
Auteurs: Jane Gregory & Steve Miller
Uitgeverij: Plenum Trade, New York en Londen, 1998
ISBN 0-306-45860-8. 294 bldz. Prijs ca. € 27,30.
Over de gespannen relatie tussen wetenschap en pers is alweer enkele
jaren geleden een interessant boek verschenen van de hand van twee
Londense academici met een grote ervaring in zowel de wetenschap als in
de wetenschapsjournalistiek: Science in public. Communication, culture
and credibility. De eerste auteur, Jane Gregory, studeerde natuurkunde
en wetenschapsgeschiedenis en was hoofdredacteur van het
Journal Public Understanding of Science en doceert aan het University
College te Londen, de tweede, Steve Miller, is lector
wetenschapscommunicatie en sterrenkunde aan dezelfde universiteit en
schrijft veel populair-wetenschappelijke artikelen. Het boek brengt de
wetenschapper begrip bij voor de positie van de journalist, maar stemt
niet erg optimistisch.
Op pagina 109 valt te lezen, dat de meeste journalisten niet
op voorhand loyaal staan t.o.v. de wetenschap en vaak niet goed weten
voor welk publiek ze schrijven. Sommigen hebben wel degelijk een
prowetenschap agenda, anderen zien wetenschap als een manier om kranten
te verkopen, hetgeen voor hen het behoud van werkgelegenheid betekent.
Zoals ook voor andere journalisten geldt: wetenschapsjournalisten zien
het helemaal niet als hun verantwoordelijkheid om het publiek, zoals de
wetenschapper zou wensen, op te voeden.
Het boek is wat saai, maar zeer degelijk geschreven en bevat
leuke feiten uit de Britse wetenschapsgeschiedenis: zo lezen wij dat de
openbare lezingen van Faraday in de Royal Institution te Londen zoveel
publiek trokken, dat voor het eerst in de geschiedenis de politie het
verkeer moest regelen: begin 19e eeuw!
Later lezenswaardige case-stories over de receptie van
Einsteins relativiteitstheorie, van de omarming en latere verguizing
van de chemie in de publieke opinie, van milieurampen en zo meer. We
lezen o.a. dat Einstein een cult-figuur werd en dat de Scientific
American in 1920 een prijs uitloofde van 5.000 dollar voor het beste
essay dat de relativiteitstheorie kon uitleggen. Einstein deed niet
mee. Instructief is het hoofdstukje Apples and Alar, dat een rel uit
1989 beschrijft toen in de VS een tv-programma stelling nam tegen met
ALAR bespoten appels en het kankerrisico ervan – in navolging van
milieu-activisten – enorm opblies.
Terwijl de gezondheidsautoriteiten na onderzoek tot de
conclusie kwamen dat er geen verband tussen blootstelling aan ALAR en
kanker bestond reden talrijke Amerikanen kilometers om aan onbespoten
‘organisch’ fruit te komen. Een biochemicus merkte destijds op dat het
kankerrisico met elke extra gereden mijl meer toenam dan door het eten
van de bespoten appeltjes (p. 170).
Over de opvoeding van het publiek tot wetenschappelijk denken
zijn de auteurs pessimistisch: het is vooral een romantisch idee en we
mogen blij zijn als 20% van de leerlingen op de middelbare school
affiniteit met de wetenschap toont (p. 92). Lewis, een embryoloog,
stelde terecht dat wetenschap een onnatuurlijke manier van denken is,
en dat als iets goed bij het gezond verstand past, het vrijwel zeker
geen wetenschap is. Later stelde dezelfde: ‘One of the strongest
arguments for the distance between common sense and science is that the
whole of science is totally irrelevant to people’s day-to-day lives.’
De opvattingen en inspanningen van goedbedoelende organisaties
als de American Association for the Advancement of Science (AAAS) en de
Britse Royal Society komen uitgebreid aan bod, maar zullen betrekkelijk
weinig uithalen in een publiek klimaat dat beïnvloed wordt door
schrijfsters als Fay Weldon, die in 1991 tegen de wetenschappers
klaagde: “We, the public, have to put up with your brave new world
because there is no going back, and the past is an ignorant and brutal
land and all of us were miserable then. But don’t expect us to like
you.”
In een kort hoofdstuk komen ook de anti-science, de
pseudo-science en hun aantrekkelijkheid voor publiek en journalist nog
even ter sprake. Tegelijk met de grote aandacht voor wetenschappelijk
nieuws is er een toenemende markt voor de alternatieve wetenschap der
homeopaten, creationisten (scheppingswetenschappers), New Age-denkers
en paranormalen. De auteurs verwijzen naar Dawkins, die in Oxford een
leerstoel bekleedt in Public Understanding of Science en die in
welgekozen bewoordingen vooral de media, met name de televisie,
daarvoor veel medeverantwoordelijkheid verwijt. Andere medestanders op
dit punt zijn Gross en Levitt, over wie hieronder meer.
Het boek van Gregory en Miller eindigt met een aantal
praktische wenken voor wetenschappers, die zich tot het publiek willen
richten. Het geeft zelfs een protocol (p. 242 e.v.). waarin
wetenschappers worden opgeroepen te erkennen dat er een plaats is voor
het populariseren van wetenschappelijke kennis, dat men helder moet
zijn over zijn motieven, dat het publiek gerespecteerd moet worden, dat
er wederzijds vertrouwen en gelijkwaardigheid tussen publiek en
wetenschapper moet bestaan, dat ook de menselijke kanten van het
wetenschapsbedrijf getoond mogen worden en dat het belang van publiek
meedenken met de wetenschap buitengewoon groot is omdat de
belastingbetaler veel wetenschap uiteindelijk betaalt en ook – zij het
indirect – meebepaalt waaraan in de toekomst gelden zullen worden
toegekend.
Nieuwsbrief
De Digitale Nieuwsbrief van de VtdK houdt u regelmatig op de hoogte van nieuwe artikelen op deze site.
Gerelateerde artikelen
Boeken. Over ‘Pillulae in Omnes Morbos’ en kwakzalverij, gevaarlijker dan cholera
tijdschrift - 14 juni 2005Thomas Wakley (1795-1862) was een jong medicus uit Middlesex, die behalve surgeon ook lijkschouwer, journalist en parlementslid was. Hij startte in 1823 de uitgave van een medisch tijdschrift waarin hij de casuïstiek ging publiceren die werd gepresenteerd in de ziekenhuizen en de medische genootschappen van zijn tijd. Hij doopte het blad The Lancet en dit […]
Lees meerBoeken
tijdschrift - 07 september 2003Mislukte apologie voor HoutsmullerMels Sluyser Engelbert Valstar, Voedingsinterventie bij Kanker; een signaal aan de klassieke oncologie. Met een voorwoord van A.J. Houtsmuller. Naarden: Uitgeverij Strengholt, 2002, 208 blz., ISBN 9058601927, €16,95. Zie externe link voor het volledige artikel (pdf bestand).
Lees meerEen begin van een bloemlezing: de kwakzalver in de literatuur
tijdschrift - 07 september 2003Omdat leven en dood onvergankelijke thema’s zijn in de literatuur en volgens sommigen de Dood zelfs het enige ware thema is, komen medici in de belletrie vaak in beeld. Als brengers van de slechte boodschap, als onderwerpen van spot – zoals bij Molière en Conan Doyle – of als bedriegers zoals in Shaws Doctor’s Dilemma. […]
Lees meer