Symposium VtdK op 4 november 2006
Beroepsgroepen als die van medici en juristen kenmerken zich sinds jaar en dag door een professionele autonomie, waar het aankomt op de kwaliteit van de beroepsuitoefening, de opleiding van nieuwe toetreders tot de professie en de bewaking van de goede naam van de beroepsgroep tegenover het publiek. De goede reputatie van deze beroepsgroepen blijft het beste gegarandeerd als men een strenge interne discipline handhaaft, het beroep op onafhankelijke wijze beoefent en dat op een zo uniform mogelijke wijze doet. De ingewikkeldheid van het kennisdomein van deze professies betekent ook dat het publiek de kwaliteit van individuele beroepsbeoefenaren slechts zeer ten dele kan beoordelen en dat vakgenoten eerder dan wie dan ook het dysfunctioneren van uit het gareel lopende vakbroeders zullen opmerken. Van oudsher geldt daarbij dat een verwijt, dat aan één professional kan worden gemaakt, gevoeld wordt door en terugslaat op de gehele beroepsgroep. Vandaar dat de interne discipline, zowel in informele zin als in de vorm van tuchtrechtspraak, gedragsregels e.d., altijd zeer streng was. Bij de emancipatie van de geneeskunde tot een exclusief academisch beroep bevochten de oprichters van bijv. de NMG dan ook met name ‘eenheid van opleiding, eenheid van beroepsuitoefening en eenheid van titel’. Dat streven werd bereikt toen Thorbecke zijn Gezondheidswetten door het parlement loodste in 1865.
Het heeft er echter de schijn van dat die vanzelfsprekende en zo gewichtige uniformiteit van beroepsuitoefening in de jaren ’70 van de vorige eeuw aan een sluipende erosie is komen bloot te staan. In het kielzog van de enorme beloften die de Chinese acupunctuur in die periode leek te hebben, bloeiden – ‘Laat duizend bloemen bloeien!- ook allerlei andere geneeswijzen op, die daarvoor door erkende beroepsbeoefenaren als artsen, tandartsen apothekers en dierenartsen nauwelijks serieus genomen werden. In de publieke opinie genoten de ‘pioniers’, die zich toelegden op deze alternatieve geneeswijzen veel waardering en de consumptie van alternatieve geneeswijzen nam in de periode van plm. 1973 tot 1993 spectaculair toe. Alternatieve artsen, tandartsen en dierenartsen gingen zich verenigen in clubs, die contacten legden met ziektekostenverzekeraars en die ook op veel sympathie van media en parlementariërs konden rekenen. Alleen al het aantal alternatieve artsen steeg in die periode van plm. 100 tot zo’n 1100. Apothekers lieten zich genuanceerd uit over de homeopathica en elke apotheek ging deze onwerkzame preparaten afleveren.
Binnen de officiële beroepsverenigingen werd er slechts vrij lauw gereageerd op het nieuwe fenomeen van de alternatieve collega’s: de gedragsregels voorzagen niet in enige beteugeling van deze praktijken en deze verenigingen wilden natuurlijk zo representatief mogelijk blijven naar overheid, verzekeraars etc. toe, zodat royeren van alternatieve collega’s niet eens aan de orde kwam. Binnen de KNMG speelde er in de periode 1988 tot 1991 wel de affaire-Van der Smagt’: een openlijk kriticus van alternatieve artsen werd door de KNMG-rechtspraak van acollegialiteit beticht en werd gedwongen zijn artikel in Medisch Contact te rectificeren. De affaire leidde tot een aanpassing van de KNMG-gedragsregels, die echter nog altijd ruimte laten voor alternatief praktiseren. De KNMvD kent sinds eind jaren ’70 een officiële Groep homeopathisch-werkende dierenartsen, die pas de laatste jaren onderwerp van discussie is geworden. De NMT had ook een dergelijke werkgroep (‘Additieve Tandheelkunde’), waarvan niet zo veel werd vernomen, maar des te meer van de zgn. biologische tandartsen, die acupunctuur en homeopathie toepassen en die gewoon lid kunnen blijven van de NMT. Deze tandartsen pretenderen ook allerlei kwalen buiten het gebit te kunnen diagnosticeren en behandelen. Toen de NMT en de ANT in 2006 trachtten te komen tot de instelling van een Kwaliteitsregister voor tandartsen, toen bleken de NMT-vertegenwoordigers in die commissie er geen enkel bezwaar tegen te hebben dat ook biologische tandartsen daarin zouden kunnen worden ingeschreven. De ANT had daartegen wel ernstige bezwaren, hetgeen tot een voorlopige patstelling in de discussie heeft geleid. ANT-lid kunnen deze biologische tandartsen overigens wel zijn.
Binnen de KNMP staat het afleveren van homeopathica eigenlijk niet serieus ter discussie en een ondermijning van het eigen streven om meer als zorgverlener te worden beschouwd (‘Vraag het eens aan uw apotheker!) vreest men daarvan kennelijk niet. Toch brengt deze vaak openlijk zichtbare verkoop van homeopathica aanzienlijke schade toe aan de intellectuele reputatie van de apotheker als onafhankelijk en academisch beroepsbeoefenaar. Wie gelooft het advies van iemand die ook in alle ernst Echinaforce en Hamamelis D 30 aanbiedt alsof het om werkzame geneesmiddelen gaat?
In het symposium zullen de voorzitters van de vier grote koepels uiteenzetten hoe hun organisaties omgaan met vakgenoten, die hun alternatieve opvattingen in praktijk brengen. De Vereniging tegen de Kwakzalverij, die ten gevolge van de opkomst van de alternatieve geneeskunde tot nieuwe bloei kwam, zou overbodig kunnen zijn als de reguliere beroepsorganisaties zich op dit punt scherper zouden opstellen en profileren. Nu de hausse in de alternatieve geneeskunde over zijn hoogtepunt heen is en het wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit ervan weinig tot niets heeft opgeleverd, zou herstel van de oude ‘esprit de corps’ en wederinvoering van oude taboes op het uit het gareel lopen nog slechts een kwestie van tijd moeten zijn. Zullen de voorzitters die ontwikkeling op het symposium gaan aankondigen? Komt en luistert!
Programma
14.00 – 14.15. Uitreiking Mr. Kackadorisprijs 2006.
14.15 – 14.20. Openingswoord Renckens, voorzitter symposium
14.20 – 14.40. ‘De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde en de alternatief praktiserende dierenarts: corrigeren, accepteren of royeren?’ T. de Ruijter, voorzitter KNMvD, 1999-2006.
14.40 – 14.55. Discussie
14.55 – 15.15. ‘De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde en de alternatief praktiserende tandarts: corrigeren, accepteren of royeren?’ R.L.V.M. Barnasconi, voorzitter NMT.
15.15 – 15.30. Discussie
15.30 – 16.00. Pauze
16.00 – 16.20. ‘ De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie en de alternatief praktiserende apotheker: corrigeren, accepteren of royeren?’ Prof.dr. P.G.A.M. de Smet, namens KNMP-voorzitter..
16.20 – 16.35. Discussie.
16.35 – 16.55. ‘De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en de alternatief praktiserende arts: corrigeren, accepteren of royeren?’ P.Holland, voorzitter KNMG.
16.55 – 17.15 Discussie en slot.
Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij
Schrijf je in en ontvang het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij (NTtdK).
Word lid