Seks, erotiek en alternatieve geneeswijzen
Recent zijn er een flink aantal zaken geweest waarin een genezer seksueel over de schreef ging, leidend tot aanklachten uitspraken.
‘Een goede arts-patiëntrelatie wordt gekenmerkt door maximale toenadering met behoud van distantie’ H.C. Rümke, 1954. Leerboek Psychiatrie.
Ik las er voor het eerst over in 1994 bij de Duitse antropoloog en geneticus Georg Glowatzki (1924-2008), die stelde dat er bij wondergenezers sprake is van ‘goedgelovige nitwits óf van geslepen zakenlieden óf van psychisch afwijkende karakters, waarbij in die laatste groep relatief vaak sprake is van seksueel afwijkend gedrag’.
Recent zijn er weer een flink aantal casus geweest van die laatste categorie, waarin de genezer seksueel over de schreef ging, leidend tot aanklachten en strafrechtelijke en tuchtrechtelijke uitspraken. Wij maken een selectie en nemen er een vijftal onder de loep.
Magnetiseur
De eerste zaak betrof de 71-jarige Jacques Weel, magnetiseur uit Wijdewormer, die in de periode 2003 tot 2010 regelmatig seks had met een Parkinson-patiënte, die voor zijn consulten in die periode € 12.000 betaalde. Weel beweerde dat hij zijn paramedische werk en de erotiek gemakkelijk kon scheiden: de vrouw mocht altijd een half uur voor de aanvang van het consult komen voor de seks. Weel gaf de feiten toe, maar ontkende dat het initiatief bij hem vandaan kwam. De rechtbank te Alkmaar sprak hem vrij.
Natuurarts
De tweede casus betreft de natuurarts Katharina Deutsch, die in het Gooi sinds 2005 een praktijk voor integrale geneeskunde voert met veel aandacht voor Lyme, Klinghardt-methode, acupunctuur en orthomoleculaire voedingsadviezen. Eerder was zij huisarts.
De klager bij het Amsterdams tuchtcollege was een 48-jarige alleenstaande man, die haar hulp zocht omdat hij een voorkeur had voor een ‘integrale benadering’. (ECLI:NL:TGZRAMS:2015:33). Hij was 3 jaar bij haar onder behandeling geweest en bracht een 14-tal grieven in, waarbij de zwaarste de te vriendschappelijke relatie betrof die zich tussen beiden had ontwikkeld en waarvan ruim 1500 e-mails, veelal eindigend met ‘Liefs’ of ‘Ik verheug mij erop je binnenkort weer te zien’, getuigden.
De wederzijds zeer persoonlijke mailwisseling kwam in september 2011 abrupt tot een eind waarna de man instortte. Zijn behandelend psychiater diagnosticeerde een PTSS (Post traumatische stress stoornis) op basis van ‘verraad’.
Het tuchtcollege tilde zwaar aan het gebrek aan professionele distantie en veroordeelde haar tot 6 maanden voorwaardelijke schorsing en de verplichting een coach te nemen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Merkwaardigerwijs werden alle andere klachten verworpen, ook de zeer ongebruikelijke behandeling met de Klinghardt-methode en langdurige antibiotica voor een waarschijnlijk non-existente ‘chronische neuroborreliose’.
Letterlijk stelde het college: ‘Verweerster is werkzaam als integraal natuurarts en niet (meer) werkzaam als allopathisch of regulier arts. Daarbij past een andere wijze van behandeling van patiënten, die in Nederland voor basisartsen niet ongeoorloofd is. Daarbij komt dat de diagnosestelling van de ziekte van Lyme in de reguliere geneeskunde niet alleen lastig, maar ook omstreden is, evenals de behandeling daarvan’.
Tussentijds commentaar
Deze laatste stellingname is curieus en een apart essay waard. Quod licet Iovi non licet bovi, zeiden de oude Romeinen (Wat aan Jupiter is toegestaan is nog niet aan runderen toegestaan) en dat dictum is hier tweemaal van toepassing . De ‘Iovi’ (Jupiter) is in dit verband enerzijds de magnetiseur, die zich als Vrije Kwakzalver van het BIG-tijdperk veel kan permitteren, terwijl het de arts wel wordt aangerekend: zij is hier het ‘rund’.
Maar anderszins gunt het tuchtcollege de kwakzalvende arts een geprivilegieerde positie als Jupiter, want zij mag zich een vrijheid permitteren, die reguliere artsen verboden is! Onbegrijpelijk. Dat zowel magnetiseur als ‘natuurarts’ onbekommerd hun waardeloze kwakzalverijen mogen praktiseren: handoplegging (ha, ha!), deftige infusen met antibiotica en het diagnosticeren van niet-bestaande voedingsdeficiënties, daarover lijkt noch de rechter noch de tuchtrechter zich de minste zorgen te maken.
Orthomanueel huisarts
Huisarts en orthomanueel genezer Andersen Roëd, praktiserend in de regio Eindhoven, was vanaf ongeveer begin juni 2010 de behandelend arts van een vrouw, die hem op 2 juni 2010 voor het eerst bezocht. In het medisch dossier van klaagster staat dat zij op 2 september was gezien vanwege nekklachten.
Drie maanden later hielden de nekklachten aan en besloot de huisarts te starten met orthomanuele geneeskunde (OMG). In de volgende vijf weken volgden in totaal vijf OMG-behandelingen. Deze OMG-behandelingen werden beëindigd toen de klachten verergerden.
In de periode daarna heeft verweerder foto’s laten maken van de nek van klaagster, heeft hij een verwijsbrief geschreven voor de orthopeed, heeft hij haar naar de orthopedisch manueel therapeut verwezen, naar een praktijk voor Natuurgerichte therapieën, is klaagster op eigen initiatief naar een chiropractor gegaan en is zij verwezen naar een neuroloog.
Uiteindelijk is zij in mei 2012 overgegaan naar een andere huisarts. Tijdens de arts-patiëntrelatie is tussen partijen een persoonlijke relatie gegroeid, waarbij ook seksueel contact heeft plaatsgevonden. De groei van de relatie is vastgelegd in een groot aantal tussen beiden gewisselde e-mails van een steeds persoonlijker en intiemer wordende inhoud, aanvangende in oktober 2011 tot en met februari 2012, waarin de huisarts constateert dat “ het nu wel voorbij [is] met onze mails en ontmoetingen”.
Het verdere e-mailverkeer tussen beiden heeft, vooral van de zijde van klaagster, een verwijtende strekking. De aangeklaagde huisarts oefent sedert 1 september 2012 de huisartsenpraktijk niet meer uit en is nu nog uitsluitend bezig als OMG-arts. (CLI:NL:TGZREIN:2014:13)
De vrouw diende een achttal klachten in bij het Eindhovense tuchtcollege, waarvan een deel gegrond werd verklaard. Behalve het misbruik van een kwetsbare vrouw in een afhankelijkheidspositie, werd hem verweten onvoldoende uitleg te hebben gegeven over de OMG-behandelingen en de stilzwijgende overgang van reguliere therapie naar een alternatieve geneeswijze.
Tegen het laatste verwijt verdedigde de huisarts zich als volgt: ‘Alle patiënten die hij een OMG-behandeling aanbiedt, legt verweerder ruim voorafgaand aan de behandeling uit om wat voor behandeling het gaat. Hij vertelt dan dat het een andere behandeling is dan manuele therapie, chiropractie of osteopathie. Bij die behandelingen gaat het om een blokkade en bij een OMG-behandeling gaat het om een behandeling van stoornissen in de stand van de wervels en vooral een patroon van verdraaide opeenvolgende wervels. (…)’
Ook legt hij dan uit dat de methode inhoudt dat hij de patiënt met zijn handen, met name de duimen, als instrument behandelt, maar dat ook een rubber hamer en een rubber drevel gebruikt worden om kleine impulsen op uitsteeksels van wervels en gewrichten te kunnen geven. Over de grensoverschrijdende relatie met de vrouw stelde hij oprecht gevoelens voor haar te hebben gehad, dat het initiatief veelal van de vrouw was gekomen en verzocht om coulance.
Het tuchtcollege was streng en stelde: ‘Iedere arts, dus ook verweerder, weet dat het aangaan van een intieme relatie tijdens de duur van de behandeling nooit mag. Als de arts merkt dat persoonlijke gevoelens in de behandelrelatie een rol gaan spelen bij hemzelf en/of de patiënt, moeten ofwel deze gevoelens worden onderdrukt ofwel moet de behandelrelatie worden beëindigd. Verweerder is hierin zeer nalatig geweest’.
Het tuchtcollege legde ter zake aan de huisarts de maatregel op van schorsing van een jaar, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Hij bevindt zich thans nog in zijn proeftijd en is werkzaam in enkele Rugpoli klinieken van de organisatie, die vorig jaar werd genomineerd voor de Meester Kackadorisprijs.
GZ-psycholoog annex haptonoom in opleiding
De GZ-psycholoog F.H. Stroink, werkzaam in Bilthoven en Utrecht in zijn Praktijk voor psychotherapie en traumaverwerking, kreeg in april 2015 door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) een onvoorwaardelijke schorsing van 1 jaar opgelegd, nadat het Amsterdamse regionale tuchtcollege hem eerder een voor de helft voorwaardelijke schorsing van een jaar had opgelegd (ECLI:NL:TGZCTG:2015:124).
Hij afficheert zichzelf als ‘Gezondheidszorgpsycholoog BIG, orthopedagoog, lid van NIP (Nederlands Instituut van Psychologen – CR) en practitioner EMDR’ (Eye Movement Desensitization and Reprocessing: een vorm van psychotherapie, die vooral bij PTSS effectief zou zijn – CR). In die laatste therapievorm is hij gespecialiseerd. De klacht tegen hem werd ingediend door een vrouwelijke ex-patiënte die hem wegens concentratiestoornissen en post whiplash klachten raadpleegde gedurende de periode van maart 2009 tot mei 2010.
Hij diende in totaal 22 declaraties in waarop steeds is vermeld: “Declaratie voor eerstelijns psychologische zorg (o.a. EMDR)” . De vrouw heeft aangevoerd dat zij van maart 2009 tot december 2010 door Stroink is behandeld met EMDR, gesprektherapie, lichaamswerk en haptotherapie.
Vanaf mei 2010 zijn de behandelingen niet gefactureerd, maar zij deelde het tuchtcollege mee wel contant betaald te hebben aan ‘verweerder’. Gedurende de behandeling is zij aangemoedigd de banden met familie, echtgenoot en sociale contacten op te zeggen.
In het najaar kwam het enkele malen tot seksueel contact tussen patiënte en hulpverlener, nadat zij enige tijd als proefpersoon had gefungeerd in het kader van zijn opleiding in de haptonomie. Bij die oefeningen, patiënte beseft niet dat de feitelijke behandeling achter de rug was, was patiënte vrijwel volledig ontkleed op een slipje na. In het dossier ontbreken fatsoenlijke diagnostische overwegingen en een behandelplan, wel was er sprake van klachten van depressieve aard, maar eerst geen PTSS en later een mogelijk ‘verlate PTSS’. E.e.a. voldeed niet aan de Beroepscode voor gezondheidzorgpsychologen.
Het college bleek van oordeel dat deze wijze van behandeling van een patiënt, met lichamelijke aanrakingen van een deels ontklede patiënt – hoezeer misschien gebruikelijk binnen de haptonomie – niet passend en professioneel is voor een gezondheidszorgpsycholoog.
Eind 2010 zijn de behandelingen door de psycholoog abrupt afgebroken zonder dat patiënte werd doorverwezen. Patiënte was zo getraumatiseerd door deze affaire dat zij eerst begin 2013 een klacht indiende bij het tuchtcollege voor de gezondheidszorg. V
oor het regionaal tuchtcollege ontkende de psycholoog geruime tijd dat er sprake was geweest van seksueel contact, laat staan van verkrachting zoals patiënte beweerde, en hij verzocht haar bij de coach die zij later raadpleegde terughoudend te zijn met mededelingen over hetgeen tussen hen was voorgevallen.
Dat laatste werd hem ernstig kwalijk genomen door het CTG, dat die adviezen contratherapeutisch noemde. De gz-psycholoog heeft zorg geleverd die, aldus het CTG, ver beneden de maat was en met zijn handelen en nalaten een psychologische setting van (wederzijdse) afhankelijkheid doen ontstaan, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot zijn vergaand grensoverschrijdend handelen binnen de psychologische behandelrelatie. Om die reden werd de maatregel in eerste aanleg verzwaard tot een jaar schorsing uit het BIG-register.
Alternatief arts, lid SRBAG
Naar de Telegraaf meldde op 16 juli 2015 kan een arts die ontucht pleegde met zijn patiënt en daarvoor is veroordeeld, wel als arts blijven werken. Zijn beroepsgenoten weren hem niet van de werkvloer. Deze alternatieve arts/genezer uit de regio Roermond pleegde seksuele handelingen bij een kwetsbare patiënt tijdens een therapie in 2011.
Hij kreeg in mei drie maanden voorwaardelijk en een taakstraf. Desondanks legt de beroepsvereniging voor alternatieve artsen en therapeuten SRBAG (Stichting Registratie Beroepsbeoefenaren Aanvullende Gezondheidszorg, sinds 1987 actief en alleen door zichzelf erkend) hem geen beroepsverbod op, blijkt uit onderzoek van televisieprogramma De Monitor.
SRBAG-bestuurder Pim bok doet geen enkele poging hem van zijn werk af te houden. Hij wacht op de tuchtrechter, die binnen enkele maanden een uitspraak gaat doen over de veroordeling en hem een maatregel waaronder een beroepsverbod op kan leggen. Bok: „Dit is onze policy. Wij wachten dus eerst de uitspraak af.”
De Inspectie van de Gezondheidszorg deed al wel onderzoek naar de zaak en schrijft dat de arts ’grensoverschrijdend heeft gehandeld door seksuele handelingen te verrichten bij een kwetsbare patiënt’. De Inspectie meent dat de arts het vertrouwen in de gezondheidszorg ernstig heeft geschaad, maar kan de arts niet zijn bevoegdheid afpakken.
Daarvoor legt ze de zaak voor aan de tuchtrechter. Het slachtoffer meldde het voorval al jaren geleden bij de beroepsvereniging en is geschokt dat de therapeut nog steeds werkzaam is. Zij vertrouwde de arts juist door zijn plek in het artsenregister. „U bent medeverantwoordelijk voor het feit dat cliënten zich onterecht veilig voelen, omdat ú garant staat voor de kwaliteit van deze therapeut”, schreef ze aan de SRBAG.
Ze vroeg om hier haast mee te maken, maar de beroepsvereniging is daar niet toe bereid en beschikt overigens niet over sancties, die iets te betekenen hebben. Nu de zaak nog maanden bij de tuchtrechter ligt, deed het slachtoffer een vruchteloos beroep op het zelfreinigend vermogen van de alternatief-medische beroepsgroep.
Tussentijds commentaar
Dat moge veelzeggend zijn, het geeft ons alvast een kijkje in de toekomst als kwakzalversclubs als de SRBAG een gewichtige rol krijgen toebedeeld in het kader van de noodlottige nieuwe wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ), die momenteel voorligt bij de Eerste Kamer. In die wet komt ook een register van niet BIG geregistreerde genezers, naar de schatting van de minister zullen dat er zo’n 40.000 zijn, en moet een genezer voortaan aangesloten zijn bij een beroepsvereniging van vakgenoten.
Die club moet ook beschikken over tuchtrechtspraak van vakgenoten, het tweede echelon nadat een ontevreden patiënt zich eerst tot de hulpverlener zelf heeft moeten wenden. Gezien de opstelling van de SRBAG-leiding zal van zo’n register van erkende en ingeschreven kwakzalvers’ niet veel kwaliteitsverbetering te verwachten zijn.
Algemene conclusies
De eerste conclusie moet zijn dat de beschreven gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet in tegenspraak zijn met de bevindingen van Glowatzki, die al enkele decennia oud is. Natuurlijk gaan ook reguliere artsen af en toe in dit opzicht over de grens, maar het heeft er alle schijn van dat medische grensoverschrijding sterk correleert met seksueel overschrijdend gedrag. Over de verklaring moeten psychologen zich maar eens buigen.
Opvallend is dat machtsmisbruik in een therapeutische relatie eigenlijk altijd door mannen jegens vrouwen plaatsvond, maar nu is er ook een casus geweest met een omgekeerde rolverhouding: ongetwijfeld zullen er daarvan meer volgen met de huidige feminisering van het artsenberoep. Zonder veel overdrijving kan ook gesteld worden dat er in geval van seksueel grensoverschrijdend gedrag, indien voorgelegd aan de tuchtrechter, ook zeker gekeken zou moeten worden naar de medische praktijkvoering. De kans dat zo iemand ook medisch disfunctioneert, lijkt aanzienlijk.
Feitelijk zijn er bij alle tuchtrechtelijke aanklachten tegen alternatieve grensoverschrijders ook tevens klachten ingediend over de medische kant van de zaak. Kijkt men naar de uitspraken, dan worden de seksuele en erotische escapades zeer zwaar gestraft, terwijl er over de evidente kwakzalverij van betrokkenen nauwelijks iets wordt opgemerkt. Die klacht-onderdelen worden meestal ook ongegrond verklaard.
Alleen het Eindhovense tuchtcollege liet zich wat laatdunkend uit over de haptonomie, een geneeswijze die zich het beste laat omschrijven als een broeierige mix van gevoelvolle aanraking en keukenmeidenpsychologie. Het bontst maakt het Amsterdamse tuchtcollege het, omdat het – wij zagen dat eerder – aan basisartsen meer ruimte tot kwakzalven biedt dan aan reguliere artsen. Ik moet mij beheersen om niet de namen van de leden van dat college hier bekend te maken, zo ernstig vind ik dit.
Verwijzing
Glowatzki: Magisches Denken in der Heilkunde und seine anthropologischen Hintergründe, in: Irmgard Oepen, Otto Prokop (Hrsgg.), Außenseitermethoden in der Medizin – Ursprünge, Gefahren, Konsequenzen, Darmstadt 1994. In het Duits klinkt het nog mooier dan in het Nederlands: ‘Unter den “Wundertätern” findet man een buntes Gemisch, das sich dennoch grob in drei Gruppen einteilen läßt: psychopathologisch Auffällige, gläubige Ignoranten und gute Geschäftsleute (mif fließenden Ubergängen). Der Kriminalist Schäfer konnte feststellen, daß sich unter den Laienhaften Kurpfuschern manche finden lassen, die Einträge in Strafregister haben, vor allen wegen Betrug oder Sexualdelikten.’
Gerelateerde artikelen
IGJ: Stop Mariska Bruinenberg van Trauma de Baas
artikelen - 25 maart 2024EMDR- en hypnose-therapeute Mariska Bruinenberg heeft geen psycho-diploma, maar behandelt wel complexe aandoeningen als PTSS, relatieproblemen, seksueel misbruik en tinnitus. Ook bij kinderen.
Lees meerOpenbaar Ministerie seponeert aangifte tegen magnetiseur Van Dommelen
tijdschrift - 29 maart 2017Het OM heeft de aangifte van de VtdK tegen magnetiseur Van Dommelen geseponeerd omdat er niet voldoende hard bewijs zou zijn. Dat is vreemd.
Lees meerBelastingdienst moet kwakzalverij legitimeren
artikelen - 07 april 2016Alle gezondheidskundige handelingen van BIG-geregistreerde artsen zijn voortaan weer vrijgesteld van btw.
Lees meer