Door: Freek van Sluijs | Geplaatst: 06 april 2024

Behoren de dieren tot het volk?

Hoe de zorg voor diergezondheid verschilt van die voor volksgezondheid

Behoren de dieren tot het volk?

Foto: Diergeneeskunde. Bron: Pixabay

Dat er in de diergeneeskunde kwakzalvers actief zijn zal de lezers van dit blad niet verbazen. Veel ziekten van de mens doen zich immers ook voor bij andere diersoorten, zij het niet altijd in dezelfde vorm. Zo leidt hondsdolheid bij honden tot agressiviteit, terwijl runderen er juist apathisch van worden. De mens neemt een tussenpositie in met griepachtige verschijnselen en spierkrampen. Maar ondanks deze verschillen is de oorzaak gelijk (een infectie met het hondsdolheidvirus), zijn er effectieve vaccins beschikbaar en is genezing vrijwel niet mogelijk.

Het is dan ook niet verrassend dat er overeenkomsten zijn in de behandeling van vergelijkbare ziekten bij mensen en bij dieren. Veel technieken uit de mensgeneeskunde worden ook toegepast bij dieren, als de technische en financiële omstandigheden dit tenminste toelaten. Dat geldt voor reguliere behandelingen op wetenschappelijke basis, maar helaas ook voor alternatieve methoden. Binnen het brede spectrum van de diergeneeskunde is er een gevarieerd aanbod aan alternatieve behandelwijzen. Elders in dit blad staat hiervan een treffend voorbeeld. De Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) ziet zich hierdoor geplaatst voor de vraag of kwakzalverij in de diergeneeskunde op dezelfde manier kan worden bestreden als in de mensgeneeskunde. Het antwoord op deze vraag wordt mede bepaald door de manier waarop de zorg is georganiseerd. Gezondheidszorg voor dieren werkt op bijna alle aspecten anders dan die voor mensen.

De Nederlandse samenleving kijkt fundamenteel anders naar dieren dan naar mensen. Een eerste belangrijk onderscheid is dat dieren worden ingedeeld in twee categorieën: gehouden dieren en wilde dieren. Bij gezondheidszorg denken we in de eerste plaats aan gehouden dieren. Dit betekent niet dat de gezondheid van wilde dieren irrelevant is en geen aandacht verdient. Integendeel: recente voorbeelden van dierziekten die van dieren zijn ‘overgesprongen’ naar mensen (AIDS, Q-koorts, COVID) maken duidelijk dat ziekten die onder wilde dieren circuleren zeer relevant kunnen zijn voor de mens. Kwakzalverij is bij deze categorie echter niet aan de orde. De enige groep wilde dieren die te maken krijgt met individuele geneeskundige zorg zijn wilde dieren die tijdelijk verblijven in een dierenasiel of -opvang. Die zijn met hun opname formeel overgegaan naar de categorie gehouden dieren.

Economisch belang

De redenen om dieren te houden lopen uiteen: de productie van voedingsmiddelen (melk, vlees, eieren), grondstoffen voor de industrie (wol, bont, huiden, leer, gelatine), natuureducatie en behoud van bedreigde soorten (dierentuinen), recreatie (paarden), en gezelschap (honden, katten, vogels, bijzondere dieren). Al deze redenen hebben een ding gemeen: ze hangen samen met een economisch belang. Gezelschapsdieren hebben voor hun eigenaar ook een emotionele waarde, maar ze zijn gekocht en hebben dus een financiële waarde. De organisatie van de diergezondheidszorg en de daarop betrekking hebbende wet- en regelgeving zijn dan ook ontworpen vanuit een economisch perspectief. Kort gezegd komt dit erop neer dat gehouden dieren objecten zijn die een waarde vertegenwoordigen die kan worden uitgedrukt in geld. Beslissingen over hun gezondheid worden niet genomen door het dier, maar door hun eigenaar en die houdt bij zijn of haar besluitvorming rekening met de waarde van het dier in het economische verkeer.

Naast de economische waarde speelt nog een ander belangrijk aspect: het gevaar van dierziekten voor de volksgezondheid. Een deel van de regelgeving in de diergezondheidszorg heeft tot doel de mens te beschermen tegen besmettelijke dierziekten en ondeugdelijke voedingsmiddelen of producten van dierlijke oorsprong. Hieronder staan puntsgewijs de belangrijkste elementen samengevat waarin de begrippen ‘volksgezondheid’ en ‘diergezondheid’ kunnen worden ontleed. Ze zijn ingedeeld in de volgende rubrieken: wettelijk kader, verantwoordelijk ministerie, registratie van beroepsbeoefenaren, toezichthoudende instanties en instituten voor onderzoek en advisering.

Volksgezondheid

Definitie

Volksgezondheid is enerzijds de gezondheidstoestand van de bevolking, anderzijds het geheel aan activiteiten ter bevordering van de gezondheid van de bevolking. Het gaat dan vooral om collectieve maatregelen voor de publieke gezondheid, zoals het voorkomen van ziekten en het verlengen van de levensverwachting. Het is de omschrijving die Wikipedia hanteert.

De ‘officiële’ Engelstalige definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is kernachtiger en bloemrijker: Public health is ‘the science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health through the organized efforts in society’ (Acheson 1988).

Wettelijk kader

Van toepassing zijn de WPG (Wet Publieke Gezondheid), de Jeugdwet, de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), de ZVW (Zorgverzekeringswet), en WLZ (Wet Langdurige Zorg)

Verantwoordelijk ministerie

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

Registratie van beroepsbeoefenaren

Artsen moeten vanwege de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) zijn ingeschreven in het BIG-register. Dit wordt beheerd door het CIBG, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS.

Toezichthoudende instantie

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

Onderzoek en advisering

Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM)

Diergezondheid

Definitie

Er is online geen goede algemene definitie te vinden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen productiedieren en gezelschapsdieren. Bij beide spelen zowel gezondheid als welzijn een rol. Regels m.b.t. gezondheid betreffen vooral productiedieren vanwege de mogelijke gevolgen van dierziekten voor de mens (voedsel gerelateerde ziekten en zoönosen) en besmettelijke dierziekten met grote handelspolitieke gevolgen (mond- en klauwzeer, MKZ). De regelgeving in deze gebieden is Europees en komt dus voor een groot deel uit Brussel. Regels over welzijn betreffen beide categorieën dieren.

Wettelijk kader

Van toepassing zijn de WD (Wet Dieren; vervangt de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWVD) en de Wet Uitoefening Diergeneeskunde (WUD)). Op Europees niveau (en dus ook in Nederland) geldt de Animal Health Regulation (AHR) = Diergezondheidsverordening (DGV).

Verantwoordelijk ministerie

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)

Registratie van beroepsbeoefenaren

Dierenartsen moeten vanwege de Wet Dieren zijn geregistreerd in het Diergeneeskunderegister. Het Dierenartsenregister wordt ook beheerd door het CIBG, een uitvoeringsinstantie van het ministerie van VWS.

Toezichthoudende instantie

NVWA (Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit). Doelstelling volgens haar website: Wij zien toe op de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, dierenwelzijn en bescherming van de natuur.

Onderzoek en advisering

Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)

Aparte werelden

Bovenstaand overzicht laat zien dat volksgezondheid en diergezondheid aparte werelden zijn die elkaar niet overlappen. Dit is niet altijd zo geweest. In een ver verleden viel de keuring van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong onder de Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid. Deze situatie veranderde in 1998 toen de verantwoordelijkheid voor de keuring overging naar de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) van het ministerie van Landbouw. Niet iedereen vond dit een goed idee omdat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van voedsel hiermee werd overgeheveld van het ministerie van de consument naar dat van de producent. Dit wekte de schijn dat de slager nu zijn eigen vlees mocht gaan keuren. De RVV ging later op in de NVWA, die nog steeds verantwoordelijk is voor de veiligheid van ons voedsel.

Er zijn geen aanwijzingen dat deze veranderingen hebben geleid tot risico’s op het gebied van de voedselveiligheid. Maar de nadelen van een volstrekte scheiding tussen de domeinen ‘volksgezondheid’ en ‘diergezondheid’ kwamen pijnlijk aan het licht tijdens de uitbraak van Q-koorts in 2007. Voor zover bekend was dit de grootste uitbraak ter wereld met 4000 besmettingen en 74 sterfgevallen (cijfers van de overheidsinstantie stichting Q-support, 2016). De twee direct betrokken ministeries van Landbouw en Volksgezondheid slaagden er lange tijd niet in tot een gezamenlijke aanpak te komen.

Zij werkten elkaar soms tegen, waarbij de belangen van de producenten (de houders van geiten) lange tijd leidend waren. Dit leidde tot veel onbegrip en onvrede in de samenleving. In 2012 concludeerde de Nationale Ombudsman in zijn ‘Rapport over de aanpak overheid rondom Q-koorts’ dat de overheid tekort was geschoten in de bescherming van haar burgers. Deze conclusie heeft niet geleid tot wijzigingen in de organisatie en regelgeving van de gezondheidszorg voor mensen en dieren. Wel is bij de adviserende instanties het besef doorgedrongen dat er beter moet worden samengewerkt.

Finaciering

Niet alleen de organisatie van de gezondheidszorg voor mensen is anders dan die voor dieren, ook de financiering vertoont grote verschillen. In de gezondheidszorg voor mensen nemen ziektekostenverzekeringen een centrale plaats in: zonder verzekering geen zorg. De diergeneeskunde kent ook ziektekostenverzekeringen, maar daar wordt slechts zeer beperkt gebruik van gemaakt.

Verscheidene maatschappijen bieden verzekeringen aan voor honden, katten en paarden, maar van de in Nederland gehouden gezelschapsdieren is naar schatting slechts 5% verzekerd voor ziektekosten. Verzekeringen voor paarden zijn vooral schadeverzekeringen, hoewel ook voor deze diersoort ziektekostenverzekeringen worden aangeboden.

Wat betekenen deze verschillen nu voor de strijd tegen kwakzalverij? Tot wie kunnen gedupeerden zich wenden en wat kunnen instanties als de Vereniging tegen de kwakzalverij doen om het publiek te beschermen tegen pseudo(dier)geneeskunde?

Patiënten die menen te zijn benadeeld door een zorgverlener en daarvoor geen gehoor vinden bij deze zorgverlener kunnen een klacht indienen bij een Geschilleninstantie. Iedere niet-BIG-geregistreerde zorgaanbieder moet bij een erkende geschilleninstantie zijn aangesloten. Dit staat in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Verder kan een klacht ingediend worden bij het Landelijk Meldpunt Zorg (onderdeel van de IGJ), of een van de drie Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg. In het uiterste geval (bij schadeclaims boven de € 25.000) kan de klacht worden voorgelegd aan een civiele rechter.

Veterinair tuchtcollege

Eigenaren van dieren die ontevreden zijn over de diergeneeskundige zorg voor hun dier kunnen een klacht indienen bij het Veterinair Tuchtcollege. De werkwijze is vergelijkbaar met die van de medische tuchtcolleges, maar het Veterinair Tuchtcollege is een aparte instantie en geen afdeling van een van de medische tuchtcolleges. Net als in de mensgeneeskunde wordt gedupeerden geadviseerd om eerst een klacht in te dienen bij de betreffende zorgverlener. Er zijn in de diergeneeskunde geen aparte geschilleninstanties en geen landelijk meldpunt. Dierenartsenpraktijken hanteren algemene voorwaarden waarin voor de oplossing van geschillen wordt verwezen naar de civiele rechter.

De hiervoor genoemde routes staan alleen open voor personen (en hun wettige vertegenwoordigers) die rechtsreeks door de zorgverlener zijn benadeeld. Instanties als de Vereniging tegen de Kwakzalverij kunnen deze weg niet bewandelen. Als de benadeling mensen betreft kan er wel een melding worden gedaan bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Langs deze weg kan de IGJ op de klacht worden geattendeerd. Als het om dieren gaat is er geen meldpunt. De enige manier om als niet persoonlijk gedupeerde een klacht te kunnen indienen bij het Veterinair Tuchtcollege is via een door de minister aangewezen ambtenaar (de Chief Veterinary Officer of CVO). Maar deze mogelijkheid is vooral theoretisch; de CVO heeft deze mogelijkheid voor zover bekend slechts vier keer gebruikt. De belangrijkste middelen die wel ter beschikking staan zijn voorlichting (via het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij en de media) en persoonlijke adviezen door deskundigen van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Ook kan er een klacht worden ingediend bij de Reclame Code Commissie.

Noten

1) Acheson ED. On the state of public health (the fourth Duncan lecture). Public Health 1988;102(5):431-437.

2) Zaak 2018/53, 2019/1, 2019/50 en 2019/68

Prof. dr. F.J. van Sluijs is emeritus hoogleraar chirurgie van gezelschapsdieren en  lid van de adviesraad van het Nederlands Tijdschrift  tegen de Kwakzalverij.

Freek van Sluijs

Gerelateerde artikelen

tijdschrift - 06 april 2024

Dierenpraktijk Natuurlijk Gezonde Dieren van Stefan Veenstra heeft kwakzalverij als bioresonantie, acupunctuur-goud en ozon in zijn behandelpakket. Niet conform de leer, vindt dierenartsvereniging KNMvD.

tijdschrift - 06 april 2024

De medische faculteit van de Universiteit Utrecht biedt al langer kwakzalverij in haar opleiding aan.

tijdschrift - 26 juli 2022

Leefstijl- en gezondheidscoaches proberen mensen te motiveren tot een meer gezonde leefstijl. Dat kan in principe voor mens en maatschappij veel winst opleveren, maar dan moeten ze niet in handen vallen van beunhazen en kwakzalvers.